Dit jaar keek ik er reikhalzend naar uit: Wereldlichtjesdag. Vorig jaar waren we voor het eerst naar een viering van lichtjesdag geweest en dat was zo goed bevallen, dat we dit jaar weer gingen.
‘Goed bevallen’ klinkt misschien een beetje raar. Alsof we naar een Chinees restaurant waren geweest en het eten was lekker klaargemaakt, dus we gaan gewoon nog een keertje.
Hier gaat het natuurlijk om iets anders. Op Wereldlichtjesdag, ieder jaar op de tweede zondag van december, worden wereldwijd om 19.00 uur lichtjes aangestoken voor onze overleden kinderen. Door de verschillende tijdzones ontstaat zo een golf van lichtjes over de hele wereld.
Dat klinkt mooi, toch? Dus vorig jaar gingen we naar Leidsche Rijn, waar Bas is overleden, en hoorden daar dat zijn naam werd genoemd.
En dat deed ons zo ongelooflijk veel. We huilden toen, om al die namen, al die kindertjes, ongeboren baby’s, pubers en grote knullen zoals Bas. Alle kaarsjes die in de kerk werden aangestoken, door ouders, broers en zussen, grootouders, vrienden. En dus gewoon even met elkaar gedenken.
Dat is wel even iets anders dan een etentje.
We gingen dus weer die kant op, Marie en ik – Vijf was helaas dit jaar verhinderd. Eerst naar Bas’ graf, om daar wat lichtjes achter te laten. Ik was zo blij eindelijk bij dat graf te zijn, het was maanden geleden dat ik er was. Bas’ sterfdag was bijna volledig langs me heen gegaan, met dank aan een forse hernia en zwaar verdovende medicatie. Daarom had ik zo uitgekeken naar deze dag, alsof ik 1 november ook een beetje zou kunnen beleven op 10 december.
Gek genoeg vind je dan niks bij zo’n graf. Het was al donker, het regende, we moesten elkaar bijlichten om een plantje te kunnen poten en een lampje te plaatsen.
Weg dan maar. Het voelt raar om bij het graf van mijn kind te staan en niks anders te voelen dan ‘goh wat is die plant groot geworden’ en ‘volgende keer maar weer eens een beetje opruimen’. Dat soort dingen kan ik ook bedenken als ik ergens anders sta, ergens waar het bij voorkeur licht en droog is.
Na een hapje bij een Vietnamees(!) restaurant gingen we naar de kerk waar de viering plaats zou vinden.
En daar vonden we aardige mensen, staken we een kaarsje aan, zochten we een plekje en ondergingen we de viering.
Er was een moeder die voordroeg over de dood van haar zoon. Ze schreef zoals ik, ze klonk bijna zoals ik en ze beschreef ook nog eens mijn gevoelens. Bijzonder om te ervaren dat je zoveel herkenning kunt voelen in het proces dat je doorstaat.
Toen ik haar na afloop even aansprak, ontdekten we dat we zelfs dezelfde boeken waren gaan lezen. Tonio, van A.F.Th. Van der Heijden, mensen verklaarden me voor gek: dat ga je toch niet lezen als je kind net is overleden, en waar haal je de concentratie vandaan voor zo’n dik boek. Ik verslond het, want daarin vond ik hoe het voelt, de schok van het verlies.
Zij had precies hetzelfde gedaan.
Het tekent wel hoe verschillend mensen hun rouwproces doorgaan, als je merkt dat je verbaasd bent over dit soort herkenning. Het is dus ook niet gek dat mensen die elkaar ooit dierbaar waren, elkaar hierin helemaal kwijt kunnen raken.
Maar het kenmerkt ook de sfeer van de viering, die ik nu twee keer heb mogen proeven. Ik ervaar die als een mengeling van warmte, we delen hetzelfde verlies, en afstand, want we zitten allemaal op ons eiland. Ik glimlach naar mensen als onze blikken elkaar ontmoeten, en de meesten glimlachen terug. Maar meer gebeurt er niet. Ikzelf heb ook geen behoefte aan smalltalk, ik moet mijn best doen om niet heel hard in huilen uit te barsten, dus ik ben gespannen, gereserveerd.
En wellicht hebben die anderen mensen dat net zo.
Een man zong over het verlies van zijn ongeboren kind en na afloop snikte hij luidkeels in de armen van zijn vrouw. Eigenlijk is dat raar, dat het opvalt dat iemand snikt. De rest van ons zit stilletjes, al dan niet een zakdoek verfrommelend in de schoot.
Luidop lachen kan ook al niet. Het koor zong chaotisch en vals. Bij het eerste liedje dacht ik nog dat het misschien de zenuwen waren, maar bij het volgende concludeerde ik dat de dirigent gewoon niet stond te dirigeren. Bij een heel valse uithaal zei ik ‘oh’, die ontschoot me even. Marie fluisterde: ‘Zingt jouw koor ook zo slecht?’, en ik antwoordde: ‘Nee, nog slechter.’ En toen moesten we allebei giechelen. Wat we probeerden te verbergen, want je wilt die mensen ook niet uitlachen.
Een moeder las liefdevol voor uit het boek dat ze had geschreven voor kinderen. Kinderen die bij de viering aanwezig waren, zaten om haar heen. En toen ze vroeg of die kinderen iets herkenden uit het verhaal, reageerde een klein meisje door te vertellen over haar tweelingzusje. Dat de dokter had geprobeerd haar beter te maken, maar dat was niet gelukt.
Dan stokt mijn adem, dan wil ik eigenlijk op de grond gaan zitten en heel hard huilen om al dat verlies. Om al die kinderen die zo hebben moeten lijden, om alle nabestaanden, ook die hele kleintjes, die blijven lijden, om alle pijn die åliefde nou eenmaal met zich meebrengt.
Maar ik blijf zitten, met mijn verfrommelde zakdoek, ik knijp eens in de hand van mijn dochter, die, zo weet ik, net zo hard op haar tranen zit te bijten.
En ik besef dat warmer dan dit gewoon niet kan. We zitten allemaal op onze eilandjes, we treuren om ons eigen verloren kind, en we kunnen niet voor elkaar zorgen op een avond als deze.
Gelukkig werd er voor ons gezorgd. Ook door het vals zingende koor. Door de mensen die de kaarsjes mooi hadden neergezet. De mensen die de wolkjes met daarop de namen van onze kinderen zo mooi hadden opgehangen. De mensen die er op deze avond voor ons zijn, door iets te vertellen, door de namen op te lezen.
Na afloop hingen we buiten een lintje op in een boom en op dat lintje stond tekst die we daar zelf op hadden geschreven. Marie hing twee roze lintjes op voor Bas, naast elkaar. Natuurlijk roze lintjes voor Bas, een andere kleur had niet gepast.
En toen vond ze buiten in de modder een paars lintje zonder tekst. Die heeft ze ook opgehangen. Een paars lintje voor alle kinderen die niet werden genoemd, maar die we wel moeten missen.
Op Wereldlichtjesdag wordt je kind opnieuw erkend, hij was daar, hij is daar gestorven, net als al die andere kinderen, hij hoort erbij, hij mag er zijn, nog steeds. En wij mogen voelen, in alle verbinding die op dat moment mogelijk is, dat we hem nog zo ontzettend missen. En dat is allemaal goed.
Mooi!